Het is gebleken dat burgers, bij een conflict met overheidsinstanties of autoriteiten overgaan tot het barricaderen van openbare wegen om zo een oplossing te bewerkstelligen. Dit leidt tot de verstoring van de openbare orde met als gevolg irritatie en oponthoud voor met name verkeersdeelnemers, die overigens niets te maken hebben met het probleem.

Door het barricaderen van de openbare weg, maakt men zich schuldig aan artikel 496 van het Wetboek van Strafrecht, in extenso:

“Hij die zonder verlof van het bevoegd gezag enige openba­re land- of waterweg verspert of het verkeer daarop belemmert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden”.

Op een ieder in de samenleving wordt een dringend beroep gedaan om de wettelijke regels na te leven. De politie zal in voorkomende gevallen onherroepelijk overgaan tot aanhouding en voorgeleiding van degenen die de barricades plaatsen of opwerpen of doen plaatsen of opwerpen.

De garantie van de openbare orde rust en veiligheid is een verantwoordelijkheid van ons allen!
En artikel 11 van het politiehandvest, te weten:

BEVOEGDHEDEN TEN AANZIEN VAN PERSONEN EN ZAKEN

Tot de bevoegdheden van de politie behoort, onverminderd hetgeen daaromtrent in het Wetboek van Strafvordering en ander wettelijke regelingen is bepaald:
het verwijderen van personen van de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen, indien die personen aldaar een gevaar voor hun eigen veiligheid of voor die van anderen opleveren, dan wel op openbare orde verstoren;
het nemen van de nodige maatregelen ten aanzien van dieren, stoffen en andere voorwerpen, welke een gevaar voor de openbare veiligheid of voor het verkeer opleveren.

Personen, die krachtens het bepaalde in het eerste lid onder a zijn verwijderd, kunnen door of vanwege een officier van politie onverwijld naar een voor hun tijdelijke bewaring geschikte plaats worden overgebracht. Zij worden in vrijheid gesteld, zodra geen gevaar als hierboven bedoeld dan wel verstoring van de openbare orde meer is te duchten. In geen geval worden zij langer dan gedurende een tijdvak van vier en twintig uren opgehouden, tenzij binnen dat tijdvak door het bevoegde gezag krachtens enig wettelijk voorschrift hun voortgezette vrijheidsbeneming is gelast.

De procureur-generaal waakt voor de richtige uitoefening van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid.
Bij het nemen van maatregelen, als bedoeld in het eerste lid onder b, wordt niet verder gegaan dan in de gegeven omstandigheden, gelet op het belang van de openbare veiligheid en het verkeer, redelijkerwijs gerechtvaardigd is te achten. Van de genomen maatregelen wordt onverwijld rapport aan de betrokken districtscommissaris uitgebracht.