Veel rijstrassen hebben een potentie die hoger ligt dan wat de boer in het veld krijgt. Dit verschil noemen we een opbrengstkloof. In de meeste landen zijn de opbrengsten voor de geïrrigeerde rijst ongeveer 4.8 tot 6.4 ton/ha, terwijl de potentie van de rijstrassen ligt tussen 10 en 11 ton/ha. Soms is het zo dat twee boeren die naast elkaar hetzelfde ras hebben gezaaid toch heel verschillende opbrengsten krijgen. Dit is het gevolg van de verschillen in de wijze waarop elke boer zijn gewas behandelt. Ook de kennis van de boer speelt een voornamelijke rol. Boeren die meer kennis hebben over de rijstproductie hebben over het algemeen een hogere opbrengst.

De opbrengstkloof kan verder worden onderverdeeld in:

Kloof 1: dit is de kloof tussen wat theoretisch mogelijk is en wat daadwerkelijk in proeven bij onderzoek wordt verkregen.

Kloof 2: dit is de kloof tussen wat in de proeven wordt verkregen en wat op het boerenveld mogelijk is. Dit verschil ontstaat meestal door factoren die door de omgeving worden bepaald. In de proeven worden de beste omstandigheden gecreëerd en technieken gebruikt die meestal op het boerenveld niet haalbaar zijn.

Kloof 3: dit is het verschil dat ontstaat tussen wat op het boerenveld mogelijk is en wat de boer daadwerkelijk haalt. Deze kloof ontstaat doordat boeren op hun eigen wijze met hun veld omgaan. Sommige boeren geven te weinig mest of niet op het juiste tijdstip. Anderen spuiten niet of onvoldoende tegen onkruiden, ziekten en plagen en hebben geen goede waterhuishouding.

Een goed gewasmanagement door de boeren speelt een belangrijke rol om kloof 3 te minimaliseren. Verkleining van deze kloof leidt tot vergroting van de productiviteit op de boerenvelden en tenslotte verhoging van de inkomsten van de boeren. Deze kloof kan gemakkelijk kleiner worden gemaakt als boeren hun veld op de juiste manier behandelen.

Uit veld observaties gedurende dit seizoen blijkt dat er ook opbrengstverschillen zijn bij verschillende areaalgrootte. Het blijkt ook dat sommige boeren zelfs opbrengsten van meer dan 7 ton/ha (90 balen van 79 kg per ha) met zowel ADRON lijnen als met ander zaaizaad behalen.

Met ADRON lijnen zijn in de westelijke polders opbrengsten van rond de 90 balen van 79 kg per ha behaald op arealen van 1 ha (± 7 ton/ha nat). In de oostelijke polders zijn met de ADRON lijnen zelfs opbrengsten van 300 balen van 79 kg op 3.2 ha behaald (± 7.5 ton/ha) en met niet ADRON lijnen b.v. op 4 ha een opbrengst van 350 balen van 79 kg (± 7 ton/ha).
Op grotere arealen blijkt de opbrengsten per ha wat lager te zijn.
In de westelijke polders is bijvoorbeeld op arealen van 6 – 7 ha en op arealen van Wageningen met niet ADRON lijnen rond de 70 balen van 79 kg per ha afgeoogst (5.5 ton/ha).

Volgens de boeren zijn over het algemeen de opbrengsten op kleinere arealen hoger, omdat gewasmanagement op deze arealen intensiever zijn. Het komt ook voor dat sommige boeren, ongeacht de areaalgrootte, beter of slechter oogsten dan het gemiddelde. De opbrengsten zijn sterk gekoppeld aan de productiviteit. Een belangrijke factor is de hoeveelheid zonlicht en energie die het gewas ontvangt. Het is bekend dat de westelijke polders in het district Nickerie meer zonnestralen ontvangen dan de overige polders.

In het verslag van de “Nationale Rijst Conferentie 2016” is veel aandacht besteed aan de rijstsector en managementkwestie dien aangaand.

Het ministerie van LVV streeft ernaar om de productie per ha steeds verder te laten verhogen.
Middels intensieve begeleiding van de boeren wordt steeds ernaar toe gewerkt om kloof 3 zo klein mogelijk te maken, zodat de winstgevendheid steeds toeneemt. Dit gebeurt middels veldbegeleiding en trainingen. Het afgelopen seizoen zijn een aantal boeren van zowel de oostelijke als de westelijke polders door LVV regio west samen met het ADRON, getraind in ziekten en plagenbeheer.

Landbouwers worden erop geattendeerd om continu met de voorlichters van LVV en de onderzoekers van het ADRON in contact te blijven voor een optimaal gewasbeheer en verhoogde productie.