Het is op maandag 20 juni 2022 177 jaar geleden dat de eerste groep Nederlandse kolonisten voet aan wal zette in Suriname en wel op Voorzorg tegenover Groningen in het district Saramacca. In verband hiermee heeft districtscommissaris Sherin Bansi-Durga op uitnodiging van en samen met de voorzitter van de Stichting Sranan Boeroe een krans gelegd bij het monument van de Boeroes op het monumentenplein te Groningen.

Stichtingsvoorzitter Erick Rijsdijk gaf in zijn korte toespraak een deel van de geschiedenis van de Surinaamse boeren weer. Districtscommissaris Bansi-Durga ging in haar toespraak dieper in op hetgeen de voorzitter had gezegd over de geschiedenis van de Boeroes in Saramacca. Op 20 juni 1845 kwamen de eerste 202 Nederlandse kolonisten aan in Suriname om vervolgens door te reizen naar de rechteroever van de Saramaccarivier, namelijk plantage Voorzorg, een voormalige leprakolonie waar de te bewerken gronden lagen. De lokale Nederlandse vertegenwoordigers zagen echter niets in het kolonisatieproject; men heeft ze weggestopt zodat de tot slaafgemaakten niet konden zien dat blanken ook met hun handen arbeiden. De beloofde huizen voor de kolonisten waren dan ook niet gebouwd. Ook andere beloften waren niet waargemaakt.

De meeste kolonisten begonnen desondanks vol goede moed, maar het duurde niet lang voordat er een epidemie uitbrak waar velen aan bezweken. Met dysenterie als doodsoorzaak. Ook brak er in 1851 een gele koorts epidemie uit. In 1853 kwam er officieel een einde aan het kolonisatieproject. Er waren 398 kolonisten uit Nederland aangekomen en in Suriname nog eens 68 kinderen geboren. Van deze groep waren er op 31 mei 1853, na afloop van de epidemieën, nog 223 in leven. Van de groep overlevenden keerden er 56 terug naar Nederland en de overgebleven groep van 167 bleef in Suriname achter; zij werden de voorouders van de hedendaagse Boeroes.

De burgermoeder gaf verder aan dat het een moedige strijd is geweest voor een beter bestaan, en dat het daarom van eminent belang is om als nazaten gezamenlijk terug te kijken naar het verleden. Ook gaf zij aan dat wij het privilege hebben om vredig naast en met elkaar te leven, dat we in een land leven waarbij elk één vrij is in het belijden van zijn/haar eigen cultuur en godsdienst.

Voorts gaf de districtscommissaris aan dat we heden ten dage in een tijd leven waarin veel normen en waarden verloren dreigen te gaan. Zij deed een beroep op de samenleving om de verdere achteruitgang van normen en waarden een halt toe te roepen. “Laten wij op deze dag elkaar de hand reiken om het land samen op te bouwen. Samen gaan we het moeten doen, door het tonen van eenheid in bestuur en eenheid in beleid.”