Minister Gillmore Hoefdraad van Financien heeft De Nationale Assemblee omstandig geinformeerd over het ontslag van de governor van de Centrale Bank van Suriname, Glenn Gersie. In zijn uiteenzetting heeft de bewindsman redenen opgesomd die geleid hebben tot het ontslag van de voormalige monetaire autoriteit.

Minister Hoefdraad zegt dat de regering van mening is, dat er vanuit de moederbank niet voldoende werd getrokken aan belangrijke zaken. De bewindsman haalde in zijn opsomming van zaken dat Suriname een swap was overeengekomen met China aangezien het overgrote deel van de importen uit het Aziatisch land komen. Slechts 1 bedrijf (Telesur) heeft hiervan gebruik gemaakt maar kreeg te horen dat de rentes heel hoog waren waardoor het bedrijf genoodzaakt was elders geld te zoeken. De relatie met de Islamic Development Bank verliep ook moeizaam omdat een bedrag van U$.400.000 dat bestemd was voor training en invulling van het kader, niet heeft plaatsgevonden.

Ook werden volgens minister Hoefdraad problemen geconstateerd in het betalingsverkeer. Stortingen werden geweigerd en kosten werden in rekening gebracht van de samenleving terwijl de regering het op haar conto kreeg. Volgens de bewindsman moest een instituut als de CBvS met deskundigen in staat zijn problemen binnen het betaalverkeer te vergemakkelijken. Voorts verliep het uitwisselen van informatie tussen de regering en de governor moeizaam. Dit was voornamelijk het geval bij de informatie over monetaire reserve.

Bij de laatste meeting met het IMF op Bali schitterde de gewezen governor van afwezigheid terwijl de overheid het monetair beleid moest verdedigen. Het ging om het Article IV rapport dat volgens minister van groot belang was. Minister Hoefdraad noemde ook het bedrag  van 19 miljoen euro dat door Nederland in beslag is genomen waarvan de aanpak niet naar tevredenheid was voor de regering. Verder is boven water komen drijven dat in een aantal gevallen de US-dollar verkopen aan SOL voor olie-importen, niet langer rechtstreeks door de moederbank ter hand werden genomen, maar via een constructie met de Hakrinbank en De Surinaamsche Bank (DSB). Dit was nooit eerder een gebruik, omdat de deviezen voor de olie-import onder het beleid van handel- en economische stabiliteit vallen en tot dan toe derhalve altijd aan de moederbank waren toevertrouwd.

Minister Hoefdraad benadrukte dat in personele zin een wijziging moest komen om de gestelde economische doelen te realiseren.